Statenvertaling (Dutch) SVV
New Living Translation NLT
1 En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn;
1
I don’t want you to forget, dear brothers and sisters, about our ancestors in the wilderness long ago. All of them were guided by a cloud that moved ahead of them, and all of them walked through the sea on dry ground.
2 En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee;
2
In the cloud and in the sea, all of them were baptized as followers of Moses.
3 En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben;
3
All of them ate the same spiritual food,
4 En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.
4
and all of them drank the same spiritual water. For they drank from the spiritual rock that traveled with them, and that rock was Christ.
5 Maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ter nedergeslagen.
5
Yet God was not pleased with most of them, and their bodies were scattered in the wilderness.
6 En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben.
6
These things happened as a warning to us, so that we would not crave evil things as they did,
7 En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen.
7
or worship idols as some of them did. As the Scriptures say, “The people celebrated with feasting and drinking, and they indulged in pagan revelry.”
8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op een dag drie en twintig duizend.
8
And we must not engage in sexual immorality as some of them did, causing 23,000 of them to die in one day.
9 En laat ons Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slagen vernield.
9
Nor should we put Christ to the test, as some of them did and then died from snakebites.
10 En murmureert niet, gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben, en werden vernield van den verderver.
10
And don’t grumble as some of them did, and then were destroyed by the angel of death.
11 En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn.
11
These things happened to them as examples for us. They were written down to warn us who live at the end of the age.
12 Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.
12
If you think you are standing strong, be careful not to fall.
13 Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen.
13
The temptations in your life are no different from what others experience. And God is faithful. He will not allow the temptation to be more than you can stand. When you are tempted, he will show you a way out so that you can endure.
14 Daarom, mijn geliefden, vliedt van den afgodendienst.
14
So, my dear friends, flee from the worship of idols.
15 Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg.
15
You are reasonable people. Decide for yourselves if what I am saying is true.
16 De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?
16
When we bless the cup at the Lord’s Table, aren’t we sharing in the blood of Christ? And when we break the bread, aren’t we sharing in the body of Christ?
17 Want een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn.
17
And though we are many, we all eat from one loaf of bread, showing that we are one body.
18 Ziet Israel, dat naar het vlees is: hebben niet degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?
18
Think about the people of Israel. Weren’t they united by eating the sacrifices at the altar?
19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is?
19
What am I trying to say? Am I saying that food offered to idols has some significance, or that idols are real gods?
20 Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.
20
No, not at all. I am saying that these sacrifices are offered to demons, not to God. And I don’t want you to participate with demons.
21 Gij kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken, en den drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn aan de tafel des Heeren, en aan de tafel der duivelen.
21
You cannot drink from the cup of the Lord and from the cup of demons, too. You cannot eat at the Lord’s Table and at the table of demons, too.
22 Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij?
22
What? Do we dare to rouse the Lord’s jealousy? Do you think we are stronger than he is?
23 Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet.
23
You say, “I am allowed to do anything” —but not everything is good for you. You say, “I am allowed to do anything”—but not everything is beneficial.
24 Niemand zoeke dat zijns zelfs is; maar een iegelijk zoeke dat des anderen is.
24
Don’t be concerned for your own good but for the good of others.
25 Eet al wat in het vleeshuis verkocht wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil;
25
So you may eat any meat that is sold in the marketplace without raising questions of conscience.
26 Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.
26
For “the earth is the LORD ’s, and everything in it.”
27 En indien u iemand van de ongelovigen noodt, en gij daar gaan wilt, eet al wat ulieden voorgesteld wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil.
27
If someone who isn’t a believer asks you home for dinner, accept the invitation if you want to. Eat whatever is offered to you without raising questions of conscience.
28 Maar zo iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet het niet, om desgenen wil, die u dat te kennen gegeven heeft, en om des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.
28
(But suppose someone tells you, “This meat was offered to an idol.” Don’t eat it, out of consideration for the conscience of the one who told you.
29 Doch ik zeg: om het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten?
29
It might not be a matter of conscience for you, but it is for the other person.) For why should my freedom be limited by what someone else thinks?
30 En indien ik door genade der spijze deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen, waarvoor ik dankzeg?
30
If I can thank God for the food and enjoy it, why should I be condemned for eating it?
31 Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods.
31
So whether you eat or drink, or whatever you do, do it all for the glory of God.
32 Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den Grieken, en der Gemeente Gods.
32
Don’t give offense to Jews or Gentiles or the church of God.
33 Gelijkerwijs ik ook in alles allen behaag, niet zoekende mijn eigen voordeel, maar het voordeel van velen, opdat zij mochten behouden worden.
33
I, too, try to please everyone in everything I do. I don’t just do what is best for me; I do what is best for others so that many may be saved.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Holy Bible. New Living Translation copyright© 1996, 2004, 2007, 2013 by
Tyndale House Foundation. Used by permission of Tyndale House Publishers Inc., Carol Stream, Illinois 60188. All rights reserved.