Statenvertaling (Dutch) SVV
New Living Translation NLT
1 Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is;
1
Therefore, since we are surrounded by such a huge crowd of witnesses to the life of faith, let us strip off every weight that slows us down, especially the sin that so easily trips us up. And let us run with endurance the race God has set before us.
2 Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God.
2
We do this by keeping our eyes on Jesus, the champion who initiates and perfects our faith. Because of the joy awaiting him, he endured the cross, disregarding its shame. Now he is seated in the place of honor beside God’s throne.
3 Want aanmerkt Dezen, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen.
3
Think of all the hostility he endured from sinful people; then you won’t become weary and give up.
4 Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde;
4
After all, you have not yet given your lives in your struggle against sin.
5 En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt;
5
And have you forgotten the encouraging words God spoke to you as his children? He said, “My child, don’t make light of the LORD ’s discipline, and don’t give up when he corrects you.
6 Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, die Hij aanneemt.
6
For the LORD disciplines those he loves, and he punishes each one he accepts as his child.”
7 Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; (want wat zoon is er, dien de vader niet kastijdt?)
7
As you endure this divine discipline, remember that God is treating you as his own children. Who ever heard of a child who is never disciplined by its father?
8 Maar indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden, en niet zonen.
8
If God doesn’t discipline you as he does all of his children, it means that you are illegitimate and are not really his children at all.
9 Voorts, wij hebben de vaders onzes vleses wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen hen; zullen wij dan niet veel meer den Vader der geesten onderworpen zijn, en leven?
9
Since we respected our earthly fathers who disciplined us, shouldn’t we submit even more to the discipline of the Father of our spirits, and live forever?
10 Want genen hebben ons wel voor een korten tijd, naar dat het hun goed dacht, gekastijd; maar Deze kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden.
10
For our earthly fathers disciplined us for a few years, doing the best they knew how. But God’s discipline is always good for us, so that we might share in his holiness.
11 En alle kastijding als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn.
11
No discipline is enjoyable while it is happening—it’s painful! But afterward there will be a peaceful harvest of right living for those who are trained in this way.
12 Daarom richt weder op de trage handen, en de slappe knieen;
12
So take a new grip with your tired hands and strengthen your weak knees.
13 En maakt rechte paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet verdraaid worde, maar dat het veelmeer genezen worde.
13
Mark out a straight path for your feet so that those who are weak and lame will not fall but become strong.
14 Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal;
14
Work at living in peace with everyone, and work at living a holy life, for those who are not holy will not see the Lord.
15 Toeziende, dat niet iemand verachtere van de genade Gods; dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make en door dezelve velen ontreinigd worden.
15
Look after each other so that none of you fails to receive the grace of God. Watch out that no poisonous root of bitterness grows up to trouble you, corrupting many.
16 Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om een spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf.
16
Make sure that no one is immoral or godless like Esau, who traded his birthright as the firstborn son for a single meal.
17 Want gij weet, dat hij ook daarna, de zegening willende beerven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht.
17
You know that afterward, when he wanted his father’s blessing, he was rejected. It was too late for repentance, even though he begged with bitter tears.
18 Want gij zijt niet gekomen tot den tastelijken berg, en het brandende vuur, en donkerheid, en duisternis, en onweder,
18
You have not come to a physical mountain, to a place of flaming fire, darkness, gloom, and whirlwind, as the Israelites did at Mount Sinai.
19 En tot het geklank der bazuin, en de stem der woorden; welke die ze hoorden, baden, dat het woord tot hen niet meer zou gedaan worden.
19
For they heard an awesome trumpet blast and a voice so terrible that they begged God to stop speaking.
20 (Want zij konden niet dragen, hetgeen er geboden werd: Indien ook een gedierte den berg aanraakt, het zal gestenigd of met een pijl doorschoten worden.
20
They staggered back under God’s command: “If even an animal touches the mountain, it must be stoned to death.”
21 En Mozes, zo vreselijk was het gezicht, zeide: Ik ben gans bevreesd en bevende).
21
Moses himself was so frightened at the sight that he said, “I am terrified and trembling.”
22 Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion, en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen;
22
No, you have come to Mount Zion, to the city of the living God, the heavenly Jerusalem, and to countless thousands of angels in a joyful gathering.
23 Tot de algemene vergadering en de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen;
23
You have come to the assembly of God’s firstborn children, whose names are written in heaven. You have come to God himself, who is the judge over all things. You have come to the spirits of the righteous ones in heaven who have now been made perfect.
24 En tot den Middelaar des nieuwen testaments, Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.
24
You have come to Jesus, the one who mediates the new covenant between God and people, and to the sprinkled blood, which speaks of forgiveness instead of crying out for vengeance like the blood of Abel.
25 Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen, welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen is;
25
Be careful that you do not refuse to listen to the One who is speaking. For if the people of Israel did not escape when they refused to listen to Moses, the earthly messenger, we will certainly not escape if we reject the One who speaks to us from heaven!
26 Wiens stem toen de aarde bewoog; maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: Nog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook den hemel.
26
When God spoke from Mount Sinai his voice shook the earth, but now he makes another promise: “Once again I will shake not only the earth but the heavens also.”
27 En dit woord: Nog eenmaal, wijst aan de verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn.
27
This means that all of creation will be shaken and removed, so that only unshakable things will remain.
28 Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vast houden, door dewelke wij welbehagelijk Gode mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid.
28
Since we are receiving a Kingdom that is unshakable, let us be thankful and please God by worshiping him with holy fear and awe.
29 Want onze God is een verterend vuur.
29
For our God is a devouring fire.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Holy Bible. New Living Translation copyright© 1996, 2004, 2007, 2013 by
Tyndale House Foundation. Used by permission of Tyndale House Publishers Inc., Carol Stream, Illinois 60188. All rights reserved.