1 Kronieken 4:26-36

26 De kinderen van Misma waren dezen: Hammuel zijn zoon, Zaccur zijn zoon, Simei zijn zoon.
27 Simei nu had zestien zonen en zes dochteren; maar zijn broeders hadden niet veel kinderen; en hun ganse huisgezin werd zo zeer niet vermenigvuldigd, als van de kinderen van Juda.
28 En zij woonden te Ber-seba, en te Molada, en te Hazar-Sual,
29 En te Bilha, en te Ezem, en te Tholad,
30 En te Bethuel, en te Horma, en te Ziklag,
31 En te Beth-markaboth, en te Hazar-Susim, en te Beth-Biri, en te Saaraim. Dit waren hun steden, totdat David koning werd.
32 En hun dorpen waren Etam en Ain, Rimmon en Tochen, en Asan; vijf steden.
33 En al haar dorpen, die in den omloop dezer steden waren, tot Baal toe. Dit zijn hun woningen en hun geslachtsrekening voor hen.
34 Doch Mesobab, en Jamlech, en Josa, de zoon van Amazia,
35 En Joel, en Jehu, de zoon van Jesibja, den zoon van Saraja, den zoon van Asiel,
36 En Eljoenai, en Jaakoba, en Jesohaja, en Asaja, en Adiel, en Jesimeel, en Benaja,

1 Kronieken 4:26-36 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 4

In this chapter is a further account of the tribe of Judah, and of some principal families in it, 1Ch 4:1-23 and of the tribe of Simeon, their families, cities, and villages, 1Ch 4:24-38 and of the enlargement of their borders, and conquest of the Amalekites, 1Ch 4:39-43.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.