1 Kronieken 5:5-15

5 Zijn zoon Micha; zijn zoon Reaja; zijn zoon Baal;
6 Zijn zoon Beera, welken Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, gevankelijk wegvoerde; hij was de vorst der Rubenieten.
7 Aangaande zijn broederen in hun huisgezinnen, als zij naar hun geboorten in de geslachtsregisters gesteld werden; de hoofden zijn geweest Jehiel en Zecharja,
8 En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo, en Baal-Meon,
9 En hij woonde tegen het oosten, tot den ingang der woestijn, van de rivier Frath af; want hun vee was veel geworden in het land van Gilead.
10 En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde van Gilead.
11 De kinderen van Gad nu woonden tegen hen over, in het land van Basan, tot Salcha toe.
12 Joel was het hoofd; en Safam de tweede; maar Jaenai en Safat bleven in Basan.
13 Hun broeders nu, naar hun vaderlijke huizen, waren Michael, en Mesullam, en Seba, en Jorai, en Jachan, en Zia, en Heber: zeven.
14 Dezen zijn de kinderen van Abihail, den zoon van Huri, den zoon van Jaroah, den zoon van Gilead, den zoon van Michael, den zoon van Jesisai, den zoon van Jahdo, den zoon van Buz.
15 Ahi, de zoon van Abdiel, den zoon van Guni, was het hoofd van het huis hunner vaderen.

1 Kronieken 5:5-15 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 5

This chapter relates the genealogy of the tribes that lived on the other side Jordan; of the Reubenites, 1Ch 5:1-10, of the Gadites, 1Ch 5:11-17 of the half tribe of Manasseh, 1Ch 5:23,24 and of their war with the Hagarites, in conjunction with each other, and their conquest of them, 1Ch 5:18-22 and who for their sins were all carried captive by the king of Assyria, 1Ch 5:25,26.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.