1 Kronieken 5:11

11 De kinderen van Gad nu woonden tegen hen over, in het land van Basan, tot Salcha toe.

1 Kronieken 5:11 Meaning and Commentary

1 Chronicles 5:11

And the children of Gad dwelt over against them
Or by them, the Reubenites; and one part of Gilead was given them between them, and the other to the half tribe of Manasseh:

in the land of Bashan, unto Salcah;
for though all Bashan is said to be given to the half tribe of Manasseh, ( Deuteronomy 3:13 ) yet that is to be understood of the greater part of it; all of that which belonged to Og, but what did not, the Gadites, either from the first, or in later times, inhabited even as far as Salcah, which was one of the cities of Og, ( Deuteronomy 3:10 ) and which Benjamin of Tudela ^F23 makes mention of, being called by the same name in his days.

---

FOOTNOTES:

F23 Itinerar. p. 57.

1 Kronieken 5:11 In-Context

9 En hij woonde tegen het oosten, tot den ingang der woestijn, van de rivier Frath af; want hun vee was veel geworden in het land van Gilead.

10 En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde van Gilead.

11 De kinderen van Gad nu woonden tegen hen over, in het land van Basan, tot Salcha toe.

12 Joel was het hoofd; en Safam de tweede; maar Jaenai en Safat bleven in Basan.

13 Hun broeders nu, naar hun vaderlijke huizen, waren Michael, en Mesullam, en Seba, en Jorai, en Jachan, en Zia, en Heber: zeven.