1 Kronieken 6:47-57

47 Den zoon van Maheli, den zoon van Musi, den zoon van Merari, den zoon van Levi.
48 Hun broeders nu, de Levieten, waren gegeven tot allerlei dienst des tabernakels van het huis Gods.
49 Aaron nu en zijn zonen rookten op het altaar des brandoffers, en op het reukaltaar, zijnde besteld tot al het werk van het heilige der heiligen, en om over Israel verzoening te doen, naar alles wat Mozes, de knecht Gods, geboden had.
50 Dit nu zijn de kinderen van Aaron: Eleazar, was zijn zoon; Pinehas zijn zoon; Abisua zijn zoon;
51 Bukki zijn zoon; Uzzi zijn zoon; Serahja zijn zoon;
52 Merajoth zijn zoon; Amarja zijn zoon; Ahitub zijn zoon;
53 Zadok zijn zoon; Ahimaaz zijn zoon.
54 En dit waren hun woningen, naar hun kastelen, in hun landpalen, namelijk van de zonen van Aaron, van het huisgezin der Kahathieten, want dat lot was voor hen.
55 En zij gaven hun Hebron, in het land van Juda, en haar voorsteden rondom dezelve.
56 Maar het veld der stad, en haar dorpen, gaven zij Kaleb, den zoon van Jefunne.
57 En den kinderen van Aaron gaven zij steden van Juda, de vrijstad Hebron, en Libna en haar voorsteden, en Jattir en Esthemoa, en haar voorsteden,

1 Kronieken 6:47-57 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 6

This chapter begins with the fathers and heads of the tribe of Levi, 1Ch 6:1-3, and reckons up the high priests in the line of Eleazar, to the Babylonish captivity, 1Ch 6:4-15 gives an account of the families of the sons of Levi, 1Ch 6:16-30 and of those Levites that were employed as singers, and in other ministrations in the sanctuary in the times of David and Solomon, 1Ch 6:31-49, then follows a repetition of the sons of Aaron in the line of Eleazar, to the said times, 1Ch 6:50-53, and a recital of the dwelling places of the Levites in the several tribes, 1Ch 6:54-81.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.