Exodus 6:10-20

10 Ga heen, spreek tot Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels uit zijn land trekken late.
11 Doch Mozes sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden van lippen.
12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om de kinderen Israels uit Egypteland te leiden.
13 Dit zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen: de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn de huisgezinnen van Ruben.
14 En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van Simeon.
15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
16 De zonen van Gerson: Libni en Simei, naar hun huisgezinnen.
17 En de zonen van Kehath: Amram, en Jizhar, en Hebron, en Uzziel, en de jaren des levens van Kehath waren honderd drie en dertig jaren.
18 En de zonen van Merari: Machli en Musi; dit zijn de huisgezinnen van Levi, naar hun geboorten.
19 En Amram nam Jochebed, zijn moei, zich tot huisvrouw, en zij baarde hem Aaron en Mozes; en de jaren des levens van Amram waren honderd zeven en dertig jaren.
20 En de zonen van Jizhar: Korah, en Nefeg, en Zichri.

Exodus 6:10-20 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EXODUS 6

The Lord encourages Moses to hope for success from his name Jehovah, and the covenant he had made with the fathers of his people, Ex 6:1-5, orders him to assure the children of Israel that he would deliver them from their bondage and burdens, and bring them into the land of Canaan; but through their distress and anguish they hearkened not to him, Ex 6:6-9 but Moses is sent again to Pharaoh to demand the dismission of Israel, to which he seems unwilling, and both he and Aaron are charged both to go to the children of Israel, and to Pharaoh, Ex 6:10-13, next follows a genealogy of the tribes of Reuben, Simeon, and Levi, which seems to be given for the sake of Moses and Aaron, and to show their descent, Ex 6:14-15, who were the persons appointed of God to be the instruments of bringing the children of Israel out of Egypt, Ex 6:26-30.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.