1 Koningen 1:10

10 Maar Nathan, den profeet, en Benaja, en de helden, en Salomo, zijn broeder, noodde hij niet.

1 Koningen 1:10 Meaning and Commentary

1 Kings 1:10

But Nathan the prophet, and Benaiah, and the mighty men, and
Solomon his brother, he called not.
] Did not invite them to this feast; not Nathan, who he might know had prophesied of Solomon's succession in the throne, and therefore it could not be thought he would be drawn over to him; nor "Benaiah and the mighty men"; David's bodyguards, over whom this officer was; and still less Solomon, his competitor and rival.

1 Koningen 1:10 In-Context

8 Maar Zadok, de priester, en Benaja, de zoon van Jojada, en Nathan, de profeet, en Simei, en Rei, en de helden, die David had, waren met Adonia niet.
9 En Adonia slachtte schapen en runderen, en gemest vee bij den steen Zoheleth, die bij de fontein Rogel is; en noodde al zijn broederen, de zonen des konings, en alle mannen van Juda, des konings knechten.
10 Maar Nathan, den profeet, en Benaja, en de helden, en Salomo, zijn broeder, noodde hij niet.
11 Toen sprak Nathan tot Bathseba, de moeder van Salomo, zeggende: Hebt gij niet gehoord, dat Adonia, de zoon van Haggith, koning is? En onze heer David weet dat niet.
12 Nu dan, kom, laat mij u toch een raad geven, dat gij uw ziel en de ziel van uw zoon Salomo redt.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.