1 Koningen 10:11

11 Verder ook de schepen van Hiram, die goud uit Ofir voerden, brachten uit Ofir zeer veel almuggimhout en kostelijk gesteente.

1 Koningen 10:11 Meaning and Commentary

1 Kings 10:11

And the navy also of Hiram that brought gold from Ophir
This perhaps was before Solomon was concerned with Hiram in navigation and merchandise; though in ( 2 Chronicles 9:10 ) both their servants are said to bring it; and it is here inserted perhaps to show that Solomon had not his gold, at least all of it, from the queen of Sheba; but much from Hiram, who fetched it from Ophir; and as this was in India, as observed on ( 1 Kings 9:28 ) , many writers make mention of gold in that part of the world, as Diodorus Siculus ^F23, Strabo ^F24, Dionysius ^F25, Curtius ^F26, Pliny ^F1, and others: and this navy also

brought in from Ophir great plenty of almug trees:
or algum trees, by transposition of letters, ( 2 Chronicles 9:10 2 Chronicles 9:11 ) , which some of the Jewish writers ^F2 take to be coral, which is not likely; others Brasil, rather ebony, which was peculiar to India, as both Solinus ^F3 and Virgil ^F4 say; Strabo ^F5 makes mention of strange trees in India:

and precious stones;
of which there is great variety and plenty in that country, as related by Dionysius ^F6, as diamonds, beryls, jaspers, topazes, and amethysts, and by Curtius ^F7, Solinus ^F8, and others.

---

FOOTNOTES:

F23 Bibliothec. l. 1. p. 121.
F24 Geograph l. 15. p. 481.
F25 Perieg. v. 1144.
F26 Hist. l. 8. sect. 9.
F1 Nat. Hist. 1. 6. c. 19, 20.
F2 Daved de Pomis, Lexic. fol. 70. 3.
F3 Polyhistor. c. 64.
F4 "Sola India nigrum fert ebenum." Georgie. l. 2. ver. 116, 117.
F5 Geograph. l. 15. p. 477.
F6 Perieget, ver. 1119
F7 Hist. l. 8. c. 9.
F8 Polyhistor. c. 65.

1 Koningen 10:11 In-Context

9 Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad, om u op den troon van Israel te zetten! Omdat de HEERE Israel in eeuwigheid bemint, daarom heeft Hij u tot koning gesteld, om recht en gerechtigheid te doen.

10 En zij gaf den koning honderd en twintig talenten gouds, en zeer veel specerijen, en kostelijk gesteente; als deze specerij, die de koningin van Scheba den koning Salomo gaf, is er nooit meer in menigte gekomen.

11 Verder ook de schepen van Hiram, die goud uit Ofir voerden, brachten uit Ofir zeer veel almuggimhout en kostelijk gesteente.

12 En de koning maakte van dit almuggimhout steunselen voor het huis des HEEREN, en voor het huis des konings, mitsgaders harpen en luiten voor de zangers. Het almuggimhout was zo niet gekomen noch gezien geweest, tot op dezen dag.

13 En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar behagen, wat zij begeerde; behalve dat hij haar gaf naar het vermogen van den koning Salomo; zo keerde zij en toog in haar land, zij en haar knechten.