1 Koningen 11:33

33 Daarom dat zij Mij verlaten, en zich nedergebogen hebben voor Astoreth, den god der Sidoniers, Kamos, den god der Moabieten, en Milchom, den god der kinderen Ammons; en niet gewandeld hebben in Mijn wegen, om te doen wat recht is in Mijn ogen, te weten Mijn inzettingen en Mijn rechten; gelijk zijn vader David.

1 Koningen 11:33 Meaning and Commentary

1 Kings 11:33

Because that they have forsaken me
My worship, as the Targum; both Solomon and the children of Israel following his example; which is not to be wondered at, considering how prone they always were to idolatry:

and have worshipped Ashtoreth the goddess of the Zidonians, Chemosh the
god of the Moabites, and Milcom the god of the children of Ammon;
of which deities, (See Gill on 1 Kings 11:5) (See Gill on 1 Kings 11:7).

and have not walked in my ways, to do that which is right in mine eyes,
and to keep my statutes and my judgments, as [did] David his father;
the several laws of God relating to religious worship especially, which David was a strict observer of; and therefore Solomon, having such a pattern before him, was the more blameworthy.

1 Koningen 11:33 In-Context

31 En hij zeide tot Jerobeam: Neem u tien stukken; want alzo zegt de HEERE, de God Israels: Zie, Ik zal het koninkrijk van de hand van Salomo scheuren, en u tien stammen geven.

32 Maar een stam zal hij hebben, om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil, de stad, die Ik verkoren heb uit alle stammen van Israel.

33 Daarom dat zij Mij verlaten, en zich nedergebogen hebben voor Astoreth, den god der Sidoniers, Kamos, den god der Moabieten, en Milchom, den god der kinderen Ammons; en niet gewandeld hebben in Mijn wegen, om te doen wat recht is in Mijn ogen, te weten Mijn inzettingen en Mijn rechten; gelijk zijn vader David.

34 Doch niets van dit koninkrijk zal Ik uit zijn hand nemen; maar Ik stel hem tot een vorst al de dagen zijns levens, om Mijns knechts Davids wil, dien Ik verkoren heb, die Mijn geboden en Mijn inzettingen gehouden heeft.

35 Maar uit de hand zijns zoons zal Ik het koninkrijk nemen; en Ik zal u daarvan tien stammen geven.