1 Kronieken 2:51

51 Salma, de vader der Bethlehemieten; Haref, de vader van Beth-Gader.

1 Kronieken 2:51 Meaning and Commentary

1 Chronicles 2:51

Salma the father of Bethlehem
Or prince of Bethlehem, as the Targum; not the same as in ( 1 Chronicles 2:11 ) he was the son of Nahshon, this of the younger Caleb:

Hareph, the father of Bethgader;
prince of a place of that name called Gedor, ( 1 Chronicles 4:4 ) , and where this man's name is Penuel; Gedor was in the tribe of Judah, ( Joshua 15:58 ) .

1 Kronieken 2:51 In-Context

49 En de huisvrouw van Saaf, den vader van Madmanna, baarde Seva, den vader van Machbena, en den vader van Gibea; en de dochter van Kaleb was Achsa.
50 Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader van Kirjath-Jearim;
51 Salma, de vader der Bethlehemieten; Haref, de vader van Beth-Gader.
52 De kinderen van Sobal, den vader van Kirjath-Jearim, waren Haroe en Hazihammenuchoth.
53 En de geslachten van Kirjath-Jearim waren de Jithrieten, en de Futhieten, en de Sumathieten, en de Misraieten; van dezen zijn uitgegaan de Zoraieten en de Esthaolieten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.