1 Kronieken 25:7

7 En hun getal met hun broederen, die geleerd waren in het gezang des HEEREN, allen meesters, was tweehonderd acht en tachtig.

1 Kronieken 25:7 Meaning and Commentary

1 Chronicles 25:7

So the number of them, with their brethren
Who each of them had twelve with them, as after reckoned: that were instructed in the songs of the Lord;
taught how to sing them: [even] all that were cunning;
expert and well skilled in the science of singing: was two hundred and eighty eight;
for there being twenty four classes answerable to those of the priests, and twelve in each class, twelve times twenty four makes two hundred and eighty eight.

1 Kronieken 25:7 In-Context

5 Deze allen waren kinderen van Heman, den ziener des konings, in de woorden Gods, om den hoorn te verheffen; want God had Heman veertien zonen gegeven, en drie dochters.
6 Dezen waren altemaal aan de handen huns vaders gesteld tot het gezang van het huis des HEEREN, op cimbalen, luiten, en harpen, tot den dienst van het huis Gods, aan de handen van den koning, van Asaf, Jeduthun, en van Heman.
7 En hun getal met hun broederen, die geleerd waren in het gezang des HEEREN, allen meesters, was tweehonderd acht en tachtig.
8 En zij wierpen de loten over de wacht, tegen elkander, zo de kleinen, als de groten, den meester met den leerling.
9 Het eerste lot nu ging uit voor Asaf, namelijk voor Jozef. Het tweede voor Gedalja; hij en zijn broederen, en zijn zonen, waren twaalf.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.