1 Kronieken 9:4

4 Uthai, de zoon van Ammihud, den zoon van Omri, den zoon van Imri, den zoon van Bani, van de kinderen van Perez, den zoon van Juda.

1 Kronieken 9:4 Meaning and Commentary

1 Chronicles 9:4

Uthai, the son of Ammihud
Called Athaiah, ( Nehemiah 11:4 ) though his ancestors there are differently reckoned here; his genealogy here is traced from his father Ammihud, through Omri, Imri, Bani, Pharez, to Judah.

1 Kronieken 9:4 In-Context

2 De eerste inwoners nu, die in hun bezitting, in hun steden kwamen, waren de Israelieten, de priesters, de Levieten, en de Nethinim.
3 Maar te Jeruzalem woonden van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin, en van de kinderen van Efraim en Manasse;
4 Uthai, de zoon van Ammihud, den zoon van Omri, den zoon van Imri, den zoon van Bani, van de kinderen van Perez, den zoon van Juda.
5 En van de Silonieten was Asaja, de eerstgeborene, en zijn kinderen.
6 En van de kinderen van Zerah was Jeuel, en van hun broederen waren zeshonderd en negentig.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.