Jeuel, and their brethren; six hundred and ninety; or their kinsmen; for this number includes all of the posterity of Pharez, Shelah and Zerah mentioned.
4
Uthai, de zoon van Ammihud, den zoon van Omri, den zoon van Imri, den zoon van Bani, van de kinderen van Perez, den zoon van Juda.
5
En van de Silonieten was Asaja, de eerstgeborene, en zijn kinderen.
6
En van de kinderen van Zerah was Jeuel, en van hun broederen waren zeshonderd en negentig.
7
En van de kinderen van Benjamin waren Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Hodavja, den zoon van Hassenua;
8
En Jibnea, de zoon van Jeroham, en Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van Reuel, den zoon van Jibnija;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.