13
De kinderen van Amram waren Aaron en Mozes. Aaron nu werd afgezonderd, dat hij heiligde de allerheiligste dingen, hij en zijn zonen, tot in eeuwigheid, om te roken voor het aangezicht des HEEREN, om Hem te dienen en om in Zijn Naam tot in eeuwigheid te zegenen.
14
Aangaande nu Mozes, den man Gods, zijn kinderen werden genoemd onder den stam van Levi
15
De kinderen van Mozes waren Gersom en Eliezer.
16
Van de kinderen van Gersom was Sebuel het hoofd.
17
De kinderen van Eliezer nu waren dezen: Rehabja het hoofd; en Eliezer had geen andere kinderen, maar de kinderen van Rehabja vermeerderden ten hoogste.
18
Van de kinderen van Jizhar was Selomith het hoofd.
19
Aangaande de kinderen van Hebron: Jeria was het hoofd, Amarja de tweede, Jahaziel de derde, en Jekameam de vierde
20
Aangaande de kinderen van Uzziel: Micha was het hoofd, en Jissia de tweede.
21
De kinderen van Merari waren Maheli en Musi; de kinderen van Maheli waren Eleazar en Kis
22
En Eleazar stierf, en hij had geen zonen, maar dochters; en de kinderen van Kis, haar broeders, namen ze.
23
De kinderen van Musi waren Maheli, en Eder, en Jeremoth; drie.