1 Samuël 1:20

20 En het geschiedde, na verloop van dagen, dat Hanna bevrucht werd, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Samuel: Want, zeide zij, ik heb hem van de HEERE gebeden.

1 Samuël 1:20 Meaning and Commentary

1 Samuel 1:20

Wherefore it came to pass, when the time was come about, after
Hannah had conceived
Or, "at the revolutions of days" F2; at the end of a year, of a complete year, as Ben Melech, from their return from Shiloh; for it might be some time after their return that she conceived; or rather the sense is, that at nine months' end, the usual time of a woman's going with child from her conception, which is the date here given:

that she bare a son:
was brought to bed of a son:

and called his name Samuel, [saying], because I have asked him of the
Lord;
one would think rather his name should have been Saul, for the reason given; but, as Ben Gersom observes, givers of names are not always grammatically strict and critical in them, or in the etymology of them, as in the names of Reuben and Noah, in which he instances; and this may be the rather overlooked in a woman, than in a man of learning. According to Kimchi, it is as if it was Saulmeel; that is, "asked of God", and by contraction Samuel; but Hillerus F3 gives a better account of this name, and takes it to be composed of Saul-mul-el, "asked before God", "in the sight of God", "before the ark of God". This name Hannah gave her son (for sometimes the father, and sometimes the mother, gave the name) in memory of the wonderful favour and goodness of God in granting her request; and to impress her own mind with a sense of the obligation she lay under, to perform her vow, and to engage her son the more readily to give up himself to the service of God, when he reflected on his name, and the reason of it.


FOOTNOTES:

F2 (Mymyh twpqtl) "in revolutionibus dierum", Montanus; so Piscator.
F3 Onomastic. Sacr. p. 418, 419, 487.

1 Samuël 1:20 In-Context

18 En zij zeide: Laat uw dienstmaagd genade vinden in uw ogen! Alzo ging die vrouw haars weegs; en zij at, en haar aangezicht was haar zodanig niet meer.
19 En zij stonden des morgens vroeg op, en zij aanbaden voor het aangezicht des HEEREN, en zij keerden weder, en kwamen tot hun huis te Rama. En Elkana bekende zijn huisvrouw Hanna, en de HEERE gedacht aan haar.
20 En het geschiedde, na verloop van dagen, dat Hanna bevrucht werd, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Samuel: Want, zeide zij, ik heb hem van de HEERE gebeden.
21 En die man, Elkana toog op met zijn ganse huis, om den HEERE te offeren het jaarlijkse offer, en zijn gelofte.
22 Doch Hanna toog niet op; maar zij zeide tot haar man: Als de jongen gespeend is, dan zal ik hem brengen, dat hij voor het aangezicht des HEEREN verschijne, en blijve daar tot in eeuwigheid.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.