1 Samuël 3:7

7 Doch Samuel kende de HEERE nog niet; en het woord des HEEREN was aan hem nog niet geopenbaard.

1 Samuël 3:7 Meaning and Commentary

1 Samuel 3:7

Now Samuel did not yet know the Lord
He knew that Jehovah, the God of Israel, was the true God; he had spiritual knowledge of him, and knew somewhat of his word and worship, ways and ordinances, in which he had been instructed by Eli; wherefore, though the Targum is,

``Samuel had not yet learned to know doctrine from the Lord;''

it can only be understood, that he had not learnt it perfectly; somewhat he knew of it, but in an imperfect manner, being a child: but the sense of the word is, that as yet he was ignorant that God had used to speak with ordinary and familiar voice to men, as Maimonides says {s}; he perhaps had never heard of any such thing, and much less was experimentally acquainted with it, that God ever did speak after such a manner to men, and could not distinguish between the voice of God and the voice of Eli:

neither was the word of the Lord yet revealed unto him;
what of the written word that was in being he had, and read, as the law of Moses; but the meaning is, that no word of prophecy of the Lord was revealed unto him, as the Targum; he never had prophesied as yet, and knew not the form and manner of prophecy, as the above writer observes, or what methods God took to reveal himself, his mind and will, to men, at least not this by an audible voice.

---

FOOTNOTES:

F19 Moreh Nevochim, par. 2. c. 44.

1 Samuël 3:7 In-Context

5 En hij liep tot Eli en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Doch hij zeide: Ik heb niet geroepen, keer weder, leg u neder. En hij ging heen en legde zich neder.

6 Toen riep de HEERE Samuel wederom; en Samuel stond op; en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Hij dan zeide: Ik heb u niet geroepen, mijn zoon; keer weder, leg u neder.

7 Doch Samuel kende de HEERE nog niet; en het woord des HEEREN was aan hem nog niet geopenbaard.

8 Toen riep de HEERE Samuel wederom, ten derde maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Toen verstond Eli, dat de HEERE den jongeling riep.

9 Daarom zeide Eli tot Samuel: Ga heen, leg u neder, en het zal geschieden, zo Hij u roept, zo zult gij zeggen: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort. Toen ging Samuel heen en legde zich aan zijn plaats.