1 Samuël 6:20

20 Toen zeiden de lieden van Beth-Semes: Wie zou kunnen bestaan voor het aangezicht van de HEERE, dezen heiligen God? En tot wien van ons zal Hij optrekken?

1 Samuël 6:20 Meaning and Commentary

1 Samuel 6:20

And the men of Bethshemesh said, who is able to stand before
this holy Lord God?
&c.] The Targum is,

``before the ark of this holy Lord God;''

which is said either by way of complaint of the severity of God, and the strictness of his justice; or in reverence of his holiness, acknowledging their imperfection, sin, and guilt, by reason of which they could not stand before him; nor can any, but on account of the mercy seat over the ark, or through Christ, his blood, righteousness, and sacrifice:

and to whom shall he go up from us?
that is, the ark, the symbol of God's presence, which they seem to be desirous of parting with; being unworthy of it, and conscious of their impurity in comparison of God that dwelt in it; and of their weakness to give the honour and reverence that was due unto it; and yet they knew not who were fit for it, or would choose to receive it, because of the danger they were liable to through every inadvertency in them, and irreverence of that.

1 Samuël 6:20 In-Context

18 Ook gouden muizen, naar het getal van alle steden der Filistijnen, onder de vijf vorsten, van de vaste steden af tot aan de landvlekken; en tot aan Abel, den groten steen, op denwelken zij de ark des HEEREN nedergesteld hadden, die tot op dezen dag is op den akker van Jozua, den Beth-semiet.

19 En de Heere sloeg onder die lieden van Beth-Semes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van het volk zeventig mannen, en vijftig duizend mannen. Toen bedreef het volk rouw, omdat de HEERE een groten slag onder het volk geslagen had.

20 Toen zeiden de lieden van Beth-Semes: Wie zou kunnen bestaan voor het aangezicht van de HEERE, dezen heiligen God? En tot wien van ons zal Hij optrekken?

21 Zo zonden zij boden tot de inwoners van Kirjath-Jearim, zeggende: De Filistijnen hebben de ark des HEEREN wedergebracht; komt af, haalt ze opwaarts tot u.