2 Corinthiërs 7:13

13 Daarom zijn wij vertroost geworden over uw vertroosting; en zijn nog overvloediger verblijd geworden over de blijdschap van Titus, omdat zijn geest van u allen verkwikt is geworden.

2 Corinthiërs 7:13 Meaning and Commentary

2 Corinthians 7:13

Therefore we were comforted in your comfort
In the comfortable situation the church was in; not in their grief and sorrow, as a natural passion, but in the effects of it as a godly sorrow; by which it appeared that their repentance was genuine, and that they were clear in the matter that had given so much trouble; and that things had so well succeeded for the welfare and more comfortable estate of the church for the future. The comfortable estate, flourishing condition, and well being of churches, yield great pleasure and consolation to the ministers of the Gospel: the Vulgate Latin, Syriac, and Ethiopic versions read, "our comfort: yea, and exceedingly the more joyed we, for the joy of Titus"; not only the repentance of the Corinthians, and the blessed effects of that, occasioned joy in the apostle; but what added to it, and increased it the more abundantly, was the joy of Titus, which he had been a partaker of during his stay with them:

because his spirit was refreshed by you all;
not by one only, or a few, but by all the members of the church; he was received by them with great respect, provided for in a liberal manner, treated with all humanity and courteousness; and, above all, his mind was eased and filled with an unexpected pleasure, to find them in such an agreeable frame of mind; so sensible of their neglect of duty, so ready to reform, so united in themselves, so affected to the apostle, and so determined to abide by the order, ordinances, and truths of the Gospel, against all false teachers.

2 Corinthiërs 7:13 In-Context

11 Want ziet, ditzelfde dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote naarstigheid heeft het in u gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak; in alles hebt gij uzelven bewezen rein te zijn in deze zaak.

12 Hoewel ik dan aan u geschreven heb, dat is niet om diens wil, die onrecht gedaan had, noch om diens wil, die onrecht gedaan was; maar opdat onze vlijtigheid voor u bij u openbaar zou worden, in de tegenwoordigheid Gods.

13 Daarom zijn wij vertroost geworden over uw vertroosting; en zijn nog overvloediger verblijd geworden over de blijdschap van Titus, omdat zijn geest van u allen verkwikt is geworden.

14 Want indien ik iets bij hem over u geroemd heb, zo ben ik niet beschaamd geworden; maar gelijk wij alles met waarheid tot u gesproken hebben, alzo is ook onze roem, dien ik bij Titus geroemd heb, waarheid geworden.

15 En zijn innerlijke bewegingen zijn te overvloediger jegens u, als hij uw aller gehoorzaamheid overdenkt, hoe gij hem met vreze en beven hebt ontvangen.