2 Koningen 10:23

23 En Jehu kwam met Jonadab, den zoon van Rechab, in het huis van Baal; en hij zeide tot de dienaren van Baal: Onderzoekt, en ziet toe, dat hier misschien bij u niemand zij van de dienaren van Baal alleen.

2 Koningen 10:23 Meaning and Commentary

2 Kings 10:23

And Jehu went, and Jehonadab the son of Rechab, into the house
of Baal
Who no doubt was led into the secret, and knew the design of Jehu, or he would not have gone into such an idolatrous place:

and said unto the worshippers of Baal, search and look, that there be
here with you none of the servants of the Lord, but the worshippers of
Baal only;
pretending a great regard to the purity of their worship and sacrifices, that they might not be profaned ^F20 by the company of such who were not worshippers of Baal, but of Jehovah; whereas his view was to prevent any of the worshippers of God perishing with them, who might out of curiosity go in among them, to behold the manner of their service.

---

FOOTNOTES:

F20 "----procul, o procul este profani". Virgil. Aeneid. 6. ver. 258.

2 Koningen 10:23 In-Context

21 Ook zond Jehu in het ganse Israel; en alle Baalsdienaren kwamen, dat niet een man overbleef, die niet kwam; en zij kwamen in het huis van Baal, dat het huis van Baal vervuld werd van het ene einde tot het andere einde.

22 Toen zeide hij tot dengene, die over het klederhuis was: Breng voor alle dienaren van Baal de kleding uit. En hij bracht voor hen de kleding uit.

23 En Jehu kwam met Jonadab, den zoon van Rechab, in het huis van Baal; en hij zeide tot de dienaren van Baal: Onderzoekt, en ziet toe, dat hier misschien bij u niemand zij van de dienaren van Baal alleen.

24 Toen zij nu inkwamen, om slachtofferen en brandofferen te doen, bestelde zich Jehu daarbuiten tachtig mannen, en hij zeide: Zo iemand van de mannen, die ik in uw handen gebracht heb, ontkomt, zijn ziel zal voor deszelfs ziel zijn.

25 En het geschiedde, als hij voleind had het brandoffer te doen, dat Jehu zeide tot de trawanten en tot de hoofdmannen: Komt in, slaat hen, dat niemand uitkome. En zij sloegen hen met de scherpte des zwaard; en de trawanten en hoofdmannen wierpen hen weg; daarna kwamen zij tot de stad in het huis van Baal;