2 Koningen 11:1

1 Toen nu Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke zaad om.

2 Koningen 11:1 Meaning and Commentary

2 Kings 11:1

And when Athaiah the mother of Ahaziah saw that her son
was dead
Who was the daughter of Ahab, and granddaughter of Omri ( 2 Kings 8:18 2 Kings 8:26 ) , she arose,

and destroyed all the seed royal;
that were left, for many had been slain already; the sons of Jehoshaphat, the brothers of Joram, were slain by him, ( 2 Chronicles 21:4 ) and all Joram's sons, excepting Ahaziah, were slain by the Arabians, ( 2 Chronicles 22:1 ) , and the sons of the brethren of Ahaziah were slain by Jehu, ( 2 Kings 11:8 ) , these therefore seem to be the children of Ahaziah, the grandchildren of this brutish woman, whom she massacred out of her ambition of rule and government, which perhaps she was intrusted with while her son went to visit Joram king of Israel; other reasons are by some assigned, but this seems to be the chief. For the same reason Laodice, who had six sons by Ariarathes king of the Cappadocians, poisoned five of them; the youngest escaping her hands, was murdered by the people ^F24, as this woman also was.

---

FOOTNOTES:

F24 Justin. e Trogo, l. 37. c. 1.

2 Koningen 11:1 In-Context

1 Toen nu Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke zaad om.

2 Maar Joseba, de dochter van den koning Joram, de zuster van Ahazia, nam Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem uit het midden van des konings zonen, die gedood werden, zettende hem en zijn voedster in een slaapkamer; en zij verborgen hem voor Athalia, dat hij niet gedood werd.

3 En hij was met haar verstoken in het huis des HEEREN zes jaren; en Athalia regeerde over het land.

4 In het zevende jaar nu zond Jojada, en nam de oversten van honderd met de hoofdmannen, en met de trawanten, en hij bracht hen tot zich, in het huis des HEEREN; en hij maakte een verbond met hen, en hij beedigde hen in het huis des HEEREN, en hij toonde hun den zoon des konings.

5 En hij gebood hun, zeggende: Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, zullen de wacht waarnemen van het huis des konings;