2 Koningen 14:7

7 Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal tien duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde haar naam Jokteel, tot op dezen dag.

2 Koningen 14:7 Meaning and Commentary

2 Kings 14:7

He slew of Edom in the valley of Salt ten thousand
Of which valley, (See Gill on 2 Samuel 8:13), the Edomites having revolted from Judah in the days of Joram, ( 2 Kings 8:20 2 Kings 8:22 ) . Amaziah undertook to reduce them with an army of 300,000 choice men; and, besides these, hired also of Israel 100,000 valiant men, for one hundred talents of silver; but at the instance of a prophet of the Lord he dismissed the latter, and went against Edom only with his men, and slew of the Edomites 10,000, besides other 10,000 he took alive, and cast headlong from a rock, which came into his hands, see ( 2 Chronicles 25:5-12 ) ,

and took Selah by war;
which signifies a rock, the same with Petra, the metropolis of Arabia Petraea, the country of the Edomites. The city itself was not a rock, nor built on one, but was situated in a plain, surrounded with rocks and mountains, as Strabo ^F26 and Pliny ^F1 relate, from whence it seems to have its name; and by the Syrians called Recem, where Rocan a king of Midian reigned ^F2, called in the Greek version of ( Numbers 31:8 ) , Recon; though Vitringa ^F3 is of opinion, that not Petra, the metropolis of Edom, is meant, but Maalehakrabbim, ( Joshua 15:3 ) ( Judges 1:36 ) , which lay on the south border of Judea, near the salt sea:

and called the name of it Joktheel;
which signifies "the obedience of God"; in memory of his obedience to the prophet of the Lord, in consequence of which he obtained this victory: and the name continued unto this day: the time of the writing this book.

---

FOOTNOTES:

F26 Geograph. l. 16. p. 536.
F1 Nat. Hist. l. 6. c. 28.
F2 Hieron. de loc. Heb. fol. 93. M. & 94. A. Vid. Joseph. Antiqu. l. 4. c. 7. sect. 1.
F3 Comment. in Jesaiam, c. 16. 1.

2 Koningen 14:7 In-Context

5 Het geschiedde nu, als het koninkrijk in zijn hand versterkt was, dat hij zijn knechten sloeg, die den koning, zijn vader, geslagen hadden,

6 Doch de kinderen der doodslagers doodde hij niet; gelijk geschreven is in het wetboek van Mozes, waar de HEERE geboden heeft, zeggende: De vaders zullen voor de kinderen niet gedood worden, en de kinderen zullen voor de vaders niet gedood worden; maar een ieder zal om zijn zonde gedood worden.

7 Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal tien duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde haar naam Jokteel, tot op dezen dag.

8 Toen zond Amazia boden tot Joas, den zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, den koning van Israel, zeggende: Kom, laat ons elkanders aangezicht zien.

9 Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad den distel.