2 Kronieken 32:19

19 En zij spraken van den God van Jeruzalem, als van de goden der volkeren der aarde, een werk van mensenhanden.

2 Kronieken 32:19 Meaning and Commentary

2 Chronicles 32:19

And they spake against the God of Jerusalem
The only living and true God, whom the inhabitants of Jerusalem professed to be their God, and who was worshipped by them in the temple there:

as against the gods of the people of the earth, which were the work of
the hands of man;
they made no difference between the one and the other, but spoke as freely and as contemptibly of the one as of the other, see ( Isaiah 36:19 Isaiah 36:20 ) ( 37:10-13 ) .

2 Kronieken 32:19 In-Context

17 Ook schreef hij brieven, om den HEERE, den God Israels, te honen en om tegen Hem te spreken, zeggende: Gelijk de goden van de natien der landen, die hun volk uit mijn hand niet gered hebben, alzo zal de God van Jehizkia Zijn volk uit mijn hand niet redden.
18 En zij riepen met luider stem, in het Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat op den muur was, om die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij de stad mochten innemen.
19 En zij spraken van den God van Jeruzalem, als van de goden der volkeren der aarde, een werk van mensenhanden.
20 Maar de koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden daartegen, en zij riepen naar den hemel.
21 En de HEERE zond een engel, die alle strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger des konings van Assyrie verdelgde. Zo is hij met schaamte des aangezichts in zijn land wedergekeerd; en als hij in het huis zijns gods ingegaan was, zo velden hem daar met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen waren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.