Amos 6:11

11 Want ziet, de HEERE geeft bevel, en Hij zal het grote huis slaan met inwatering, en het kleine huis met spleten.

Amos 6:11 Meaning and Commentary

Amos 6:11

For, behold, the Lord commandeth
Hath determined and ordered the judgment before, and what follows: Kimchi paraphrases it, hath decreed the earthquake, as in ( Amos 3:15 ) ; of which he understands the following: and he will smite the great house with breaches;
or "droppings" ^F8; so that the rain shall drop through: and the little house with clefts;
so that it shall fall to ruin; that is, he shall smite the houses both of great and small, of the princes, and of the common people, either with an earthquake, so that they shall part asunder and fall; or, being left without inhabitants, shall of course become desolate, there being none to repair their breaches. Some understand, by the "great house", the ten tribes of Israel; and, by the "little house", the two tribes of Judah and Benjamin; to which sense the Targum seems to incline,

``he will smite the great kingdom with a mighty stroke, and the little kingdom with a weak stroke.''

---

FOOTNOTES:

F8 (Myoyor) "guttis, [seu] stillis", Piscator; (qekadev) , "quae est minuta et rorans pluvia", Drusius.

Amos 6:11 In-Context

9 En het zal geschieden, zo er tien mannen in enig huis zullen overgelaten zijn, dat zij sterven zullen.

10 En de naaste vriend zal een iegelijk van die opnemen, of die hem verbrandt, om de beenderen uit het huis uit te brengen, en zal zeggen tot dien, die binnen de zijden van het huis is: Zijn er nog meer bij u? En hij zal zeggen: Niemand. Dan zal hij zeggen: Zwijg! want zij waren niet om des HEEREN Naam te vermelden.

11 Want ziet, de HEERE geeft bevel, en Hij zal het grote huis slaan met inwatering, en het kleine huis met spleten.

12 Zullen ook paarden rennen op een steenrots? Zal men ook daarop met runderen ploegen? Want gijlieden hebt het recht in gal verkeerd, en de vrucht der gerechtigheid in alsem.

13 Gij, die blijde zijt over een nietig ding; gij, die zegt: Hebben wij ons niet door onze sterkte hoornen verkregen?