Deuteronomium 1:29

29 Toen zeide ik tot u: Verschrikt niet, en vreest niet voor hen.

Deuteronomium 1:29 Meaning and Commentary

Deuteronomy 1:29

Then I said unto you, dread not, neither be afraid of them.
] With such like words he had exhorted and encouraged them before the spies were sent, and he still uses the same, or stronger terms, notwithstanding the report that had been made of the gigantic stature and walled cities of the Canaanites. This speech of Moses, which is continued in the two following verses, is not recorded in ( Numbers 14:5 ) , it is only there said, that Moses and Aaron fell on their faces, but no account is given of what was said by either of them.

Deuteronomium 1:29 In-Context

27 En gij murmureerdet in uw tenten, en zeidet: Omdat de HEERE ons haat, heeft Hij ons uit Egypteland uitgevoerd, opdat Hij ons levere in de hand der Amorieten, om ons te verdelgen.
28 Waarheen zouden wij optrekken? Onze broeders hebben ons hart doen smelten, zeggende: Het is een volk, groter en langer dan wij; de steden zijn groot, en gesterkt tot in de hemel toe; ook hebben wij daar kinderen der Enakieten gezien.
29 Toen zeide ik tot u: Verschrikt niet, en vreest niet voor hen.
30 De HEERE, uw God, Die voor uw aangezicht wandelt, Die zal voor u strijden, naar alles, wat Hij bij u voor uw ogen gedaan heeft in Egypte.
31 En in de woestijn, waar gij gezien hebt, dat de HEERE uw God, u daarin gedragen heeft, als een man zijn zoon draagt, op al den weg, dien gij gewandeld hebt, totdat gij kwaamt aan deze plaats.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.