Deuteronomium 26:18

18 En de HEERE heeft u heden doen zeggen, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zult zijn, gelijk als Hij u gesproken heeft, en dat gij al Zijn geboden zult houden;

Deuteronomium 26:18 Meaning and Commentary

Deuteronomy 26:18

And the Lord hath avouched thee this day to be his peculiar
people
Affirmed and declared them to be his special people, above all people on the face of the earth, and that they were looked upon and considered by him as his jewels, his peculiar treasure:

as he hath promised thee;
on condition of their obedience to him, as he did in ( Exodus 19:5 ) ;

and that [thou] shouldest keep all his commandments;
at the same time declared this as his will, that they should observe all his precepts, to which they were laid under obligation by the special favour and peculiar privileges he bestowed upon them, ( Deuteronomy 7:6 Deuteronomy 7:7 ) . The Targums interpret both these verses of the people of Israel choosing and making the Lord their King, and of his being made King over them; and so it respects their peculiar form of civil government, being a theocracy. The Lord's people in Christ are a peculiar people; they are distinct from all people, and are peculiarly regarded by him; they are the objects of his peculiar love, and receive peculiar favours from him; and whom having chosen and redeemed, he calls by his special grace, and witnesses their special relation to him by his Spirit; which grace obliges and excites them to a cheerful obedience to his commands.

Deuteronomium 26:18 In-Context

16 Te dezen dage gebiedt u de HEERE, uw God, deze inzettingen en rechten te doen; houdt dan en doet dezelve, met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

17 Heden hebt gij den HEERE doen zeggen, dat Hij u tot een God zal zijn, en dat gij zult wandelen in Zijn wegen, en houden Zijn inzettingen, en Zijn geboden, en Zijn rechten, en dat gij Zijner stem zult gehoorzaam zijn.

18 En de HEERE heeft u heden doen zeggen, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zult zijn, gelijk als Hij u gesproken heeft, en dat gij al Zijn geboden zult houden;

19 Opdat Hij u alzo boven al de volken, die Hij gemaakt heeft, hoog zette, tot lof, en tot een naam, en tot heerlijkheid; en opdat gij een heilig volk zijt den HEERE, uw God, gelijk als Hij gesproken heeft.