Deuteronomium 3:7

7 Doch al het vee en den roof van die steden roofden wij voor ons.

Deuteronomium 3:7 Meaning and Commentary

Deuteronomy 3:7

But all the cattle, and the spoil of the cities
The oxen and sheep, camels and asses; their gold and silver, and the furniture of their houses; their stores of corn, and of other fruits of the earth, even all their substance of whatsoever kind:

we took for a prey to ourselves;
made them their own property, and used them for their own profit and service, whereby they became greatly enriched.

Deuteronomium 3:7 In-Context

5 Al die steden waren met hoge muren, poorten en grendelen gesterkt, behalve zeer vele onbemuurde steden.
6 En wij verbanden dezelve, gelijk wij Sihon, den koning van Hesbon, gedaan hadden, verbannende alle steden, mannen, vrouwen en kinderen.
7 Doch al het vee en den roof van die steden roofden wij voor ons.
8 Zo namen wij te dier tijd het land uit de hand van de twee koningen der Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan waren, van de beek Arnon tot den berg Hermon toe;
9 (De Zidoniers noemen Hermon Sirjon; maar de Amorieten noemen hem Senir.)
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.