Exodus 23:29

29 Ik zal hen in een jaar van uw aangezicht niet uitstoten, opdat het land niet woest worde, en het wild gedierte boven u niet vermenigvuldigd worde.

Exodus 23:29 Meaning and Commentary

Exodus 23:29

I will not drive them out from before thee in one year
This is observed before hand, lest the Israelites should be discouraged, and fear they should never be rid of them; and it was so ordered in Providence for the following reason:

lest the land become desolate;
there being not a sufficient number of Israelites to replace in their stead, to repeople the land, and to cultivate it; and yet their number was very large, being, when they came out of Egypt, as is generally computed, about two millions and a half, besides the mixed multitude of Egyptians and others, and during their forty years in the wilderness must be greatly increased:

and the beast of the field multiply against thee;
there being so much waste ground for them to prowl about in, they would so increase as to make head against them, and be too many for them; or, however, it would be difficult to keep them under control: the Targum of Jonathan adds,

``when they shall come to eat their carcasses (the carcasses of the Canaanites slain in war), and may hurt thee.''

Exodus 23:29 In-Context

27 Ik zal Mijn schrik voor uw aangezicht zenden, en al het volk, tot hetwelk gij komt, versaagd maken; en Ik zal maken, dat al uw vijanden u den nek toekeren.

28 Ik zal ook horzelen voor uw aangezicht zenden; die zullen van voor uw aangezicht uitstoten de Hevieten, de Kanaanieten en de Hethieten.

29 Ik zal hen in een jaar van uw aangezicht niet uitstoten, opdat het land niet woest worde, en het wild gedierte boven u niet vermenigvuldigd worde.

30 Ik zal hen allengskens van uw aangezicht uitstoten, totdat gij gewassen zijt en het land erft.

31 En Ik zal uw landpalen zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot.