Exodus 3:19

19 Doch Ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand.

Exodus 3:19 Meaning and Commentary

Exodus 3:19

And I am sure that the king of Egypt will not let you go
Or "but" ^F3 "I am sure" though so reasonable a request was made him, yet it would not be granted; this is observed to them, that they might not be discouraged when he should refuse to dismiss them, which the omniscient God knew beforehand, and acquaints them with it, that, when it came to pass, they might be induced to believe that the mission of Moses was of God, rather than the contrary: no, not by a mighty hand;
the mighty power of God displayed once and again, even in nine plagues inflicted on him, until the tenth and last came upon him; or "unless by a mighty hand" ^F4, even the almighty hand of God; prayers, entreaties, persuasions, and arguments, will signify nothing, unless the mighty power of God is exerted upon him.

---

FOOTNOTES:

F3 (yna) "ego autem", Junius & Tremellius, Piscator; "sed ego", V. L.
F4 (alw) (ean mh) Sept. "nisi", V. L. Pagninus, Vatablus; so Noldius, p. 344. No. 1246.

Exodus 3:19 In-Context

17 Daarom heb Ik gezegd: Ik zal ulieden uit de verdrukking van Egypte opvoeren, tot het land der Kanaanieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten; tot het land, vloeiende van melk en honig.

18 En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan, gij en de oudsten van Israel, tot den koning van Egypte, en gijlieden zult tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, is ons ontmoet; zo laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn, opdat wij den HEERE, onzen God, offeren!

19 Doch Ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand.

20 Want Ik zal Mijn hand uitstrekken, en Egypte slaan met al Mijn wonderen, die Ik in het midden van hetzelve doen zal; daarna zal hij ulieden laten vertrekken.

21 En Ik zal dit volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; en het zal geschieden, wanneer gijlieden uitgaan zult, zo zult gij niet ledig uitgaan.