Exodus 6:1

1 Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE,

Exodus 6:1 Meaning and Commentary

Exodus 6:1

Then the Lord said unto Moses
In answer to the questions put to him, and the expostulations made with him: now shalt thou see what I will do to Pharaoh:
in inflicting punishments on him: for with a strong hand shall he let them go; being forced to it by the mighty hand of God upon him; and it is by some rendered, "because of a strong hand" F19; so Jarchi; for this is not to be understood of the hand of Pharaoh, but of the hand of God: and with a strong hand shall he drive them out of his land:
not only be willing that they should go, but be urgent upon them to be gone, ( Exodus 12:33 ) .


FOOTNOTES:

F19 (hqzx dyb) "propter manum validam"; so some in Drusius.

Exodus 6:1 In-Context

1 Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE,
2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest.
3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn.
4 En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht.
5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.