Exodus 9:3

3 Zie, de hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat in het veld is, over de paarden, over de ezelen, over de kemelen, over de runderen, en over het klein vee, door een zeer zware pestilentie.

Exodus 9:3 Meaning and Commentary

Exodus 9:3

Behold, the hand of the Lord
Which was stronger than his, with which he held the Israelites: is upon thy cattle which is in the field:
this takes in all in general, of which the particulars follow, though limited to such as were in the field, and so did not take in what were at home in their out houses and stables: upon the horses:
of which there was great plenty in Egypt, as appears from various places of Scripture: upon the asses;
used for carrying burdens from place to place: and upon the camels;
used the like purposes, and to ride upon, and particularly to travel with through desert places for commerce, being able to proceed on without water for a considerable time: upon the oxen, and upon the sheep;
oxen were for labour to plough with, and sheep for their wool, and all of them to trade with: there shall be a very grievous murrain:
or "pestilence" ^F25, a very noisome one, and which would carry off great numbers; the Targums of Onkelos and Jonathan render it a "death", as the Jews commonly call a pestilence, whether on man or beast, because it generally sweeps away large numbers.

---

FOOTNOTES:

F25 (rbd) "pestis", V. L. Pagninus, Montanus, Piscator; "pestilentia", Drusius; so Tigurine version.

Exodus 9:3 In-Context

1 Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en spreek tot hem: Alzo zegt de HEERE, de God der Hebreen: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene.

2 Want zo gij hen weigert te laten trekken, en gij hen nog met geweld ophoudt,

3 Zie, de hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat in het veld is, over de paarden, over de ezelen, over de kemelen, over de runderen, en over het klein vee, door een zeer zware pestilentie.

4 En de HEERE zal een afzondering maken tussen het vee der Israelieten, en tussen het vee der Egyptenaren, dat er niets sterve van al wat van de kinderen Israels is.

5 En de HEERE bestemde een zekeren tijd, zeggende: Morgen zal de HEERE deze zaak in dit land doen.