Genesis 20:12

12 En ook is zij waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter, maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter vrouwe geworden.

Genesis 20:12 Meaning and Commentary

Genesis 20:12

And yet indeed [she is] my sister
In the same sense as Lot was his brother; for she was sister to Lot, and both were the children of Haran, the brother of Abraham: she [is] the daughter of my father, but not the daughter of my mother;
she was the daughter of his father, being his granddaughter, grandchildren are sometimes called children, but not the daughter or granddaughter of Abraham's mother; Terah having had two wives, by the one he had Haran, the father of Sarah, and by the other Abraham. According to the Arabic writers F6, Abraham and Sarah were the immediate children of Terah, but by two mothers:

``the mother of Abraham (they say) died, whose name was Juna, and Terah married another wife, whose name was Lahazib, some say Tahuitha, who bore him Sarah, afterwards married to Abraham; hence Abraham said, she is my sister on my father's side, but not on my mother's side:''
and she became my wife;
as in those times it was judged lawful, and so it has been accounted lawful in many nations to marry sisters on the father's side, when those on the mother's were prohibited F7.
FOOTNOTES:

F6 Elmacinus, p. 51. Patricides, p. 17. apud Hottinger. Smegma Oriental. p. 281.
F7 Vid. Philo. de Special. Leg. p. 779. Clement. Alex. Stromat. l. 2. p. 421.

Genesis 20:12 In-Context

10 Voorts zeide Abimelech tot Abraham: Wat hebt gij gezien, dat gij deze zaak gedaan hebt?
11 En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij om mijner huisvrouw wil zullen doden.
12 En ook is zij waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter, maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter vrouwe geworden.
13 En het is geschied, als God mij uit mijns vaders huis deed dwalen, zo sprak ik tot haar: Dit zij uw weldadigheid, die gij bij mij doen zult; aan alle plaatsen waar wij komen zullen, zeg van mij: Hij is mijn broeder!
14 Toen nam Abimelech schapen en runderen, ook dienstknechten en dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en hij gaf hem Sara zijn huisvrouw weder.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.