Genesis 25:28

28 En Izak had Ezau lief; want het wildbraad was naar zijn mond; maar Rebekka had Jakob lief.

Genesis 25:28 Meaning and Commentary

Genesis 25:28

And Isaac loved Esau, because he did eat of [his] venison,
&c.] Better than Jacob, not only because he was his firstborn, but because he brought him of the flesh of creatures, which he took in hunting, and being dressed, were savoury food to him: it is in the original, "because venison (or what he hunted) [was] in his mouth" F8, into which he put it, and was very grateful to his taste: but Rebekah loved Jacob;
more than Esau, being more at home with her, and of a milder disposition; and more especially being a good man, a partaker of the grace of God, and to whom she knew by the oracle the blessing and promise belonged.


FOOTNOTES:

F8 (wypb dyu yk) "quia venatio in ore ejus", Pagninus, Montanus.

Genesis 25:28 In-Context

26 En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen hield; daarom noemde men zijn naam Jakob. En Izak was zestig jaren oud, als hij hen gewon.
27 Als nu deze jongeren groot werden, werd Ezau een man, verstandig op de jacht, een veldman; maar Jakob werd een oprecht man, wonende in tenten.
28 En Izak had Ezau lief; want het wildbraad was naar zijn mond; maar Rebekka had Jakob lief.
29 En Jakob had een kooksel gekookt; en Ezau kwam uit het veld, en was moede.
30 En Ezau zeide tot Jakob: Laat mij toch slorpen van dat rode, dat rode daar, want ik ben moede; daarom heeft men zijn naam genoemd Edom.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.