Genesis 26:14

14 En hij had bezitting van schapen, en bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen benijdden.

Genesis 26:14 Meaning and Commentary

Genesis 26:14

For he had possession of flocks, and possession of herds
Many flocks of sheep, and herds of cattle, of oxen, asses and camels, in which the riches of men in those times and countries chiefly lay: and great store of servants;
to look after his flocks and herds, and fields; or "much husbandry" F6; Jarchi interprets it much tillage; as, much land, many farms, fields, and vineyards, and the like; to cultivate which required many servants: and the Philistines envied him;
for his prosperity and success, that his land should bring forth so plentifully, and that he should have such an increase of flocks, and herds, and servants, which made him so very significant great, and honourable.


FOOTNOTES:

F6 (hbr hdbe) "cultura multa", Drusius; "proventus multus", Pagninus; "servitium multum", Schmidt; (gewrgia polla) , Sept.

Genesis 26:14 In-Context

12 En Izak zaaide in datzelve land, en hij vond in datzelve jaar honderd maten; want de HEERE zegende hem.
13 En die man werd groot, ja, hij werd doorgaans groter, totdat hij zeer groot geworden was.
14 En hij had bezitting van schapen, en bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen benijdden.
15 En al de putten, die de knechten van zijn vader, in de dagen van zijn vader Abraham, gegraven hadden, die stopten de Filistijnen, en vulden dezelve met aarde.
16 Ook zeide Abimelech tot Izak: Trek van ons; want gij zijt veel machtiger geworden, dan wij.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.