Genesis 26:16

16 Ook zeide Abimelech tot Izak: Trek van ons; want gij zijt veel machtiger geworden, dan wij.

Genesis 26:16 Meaning and Commentary

Genesis 26:16

And Abimelech said unto Isaac, go from us
Which was either said by way of advice, consulting Isaac's good, and the peace of his own kingdom; or else by way of command, enjoining him to depart, having a secret envy to him himself, or at least was jealous of his growing power and wealth: for thou art much mightier than we;
in riches or goods, as the Targum of Jonathan adds; or in number; his family being greatly increased, his servants numerous, many being born of them in his house; Abraham had three hundred and eighteen trained servants in his house, ( Genesis 14:14 ) ; how many Isaac had is not certain; they must be a large number for Abimelech to fear anything from them. Some choose to interpret the words, thou hast increased, or thou hast got much from us, and by us; and therefore it is high time for thee to be gone from us.

Genesis 26:16 In-Context

14 En hij had bezitting van schapen, en bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen benijdden.
15 En al de putten, die de knechten van zijn vader, in de dagen van zijn vader Abraham, gegraven hadden, die stopten de Filistijnen, en vulden dezelve met aarde.
16 Ook zeide Abimelech tot Izak: Trek van ons; want gij zijt veel machtiger geworden, dan wij.
17 Toen toog Izak van daar, en hij legerde zich in het dal van Gerar, en woonde aldaar.
18 Als nu Izak wedergekeerd was, groef hij die waterputten op, die zij ten tijde van Abraham, zijn vader, gegraven, en die de Filistijnen na Abrahams dood toegestopt hadden; en hij noemde derzelver namen naar de namen, waarmede zijn vader die genoemd had.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.