Genesis 26:17

17 Toen toog Izak van daar, en hij legerde zich in het dal van Gerar, en woonde aldaar.

Genesis 26:17 Meaning and Commentary

Genesis 26:17

And Isaac departed thence
At once, peaceably and quietly, though to his loss and disadvantage, without taking himself either to argument or arms, in favour of himself; he departed immediately, as soon as he perceived his abode was disagreeable to the king and his people; which gives us a very agree, able idea of the calm and peaceable disposition of Isaac: and pitched his tent in the valley of Gerar, and dwelt there;
at some distance from the city of Gerar, as Jarchi observes. Josephus F7 says it was not far from it; but how far is not certain; very probably it was not out of the country, though on the borders of it. Some render it, "the brook of Gerar" F8, and interpret it, that he pitched his tent, and dwelt by it; and the word used does signify a brook as well as a valley; and there was a brook of Gerar, which Sozomen F9 makes mention of.


FOOTNOTES:

F7 Antiqu. l. 1. c. 18. sect. 2.
F8 (rrg lxnb) "ad torrentem Gerarae", V. L.
F9 Eccl. Hist. l. 6. c. 32.

Genesis 26:17 In-Context

15 En al de putten, die de knechten van zijn vader, in de dagen van zijn vader Abraham, gegraven hadden, die stopten de Filistijnen, en vulden dezelve met aarde.
16 Ook zeide Abimelech tot Izak: Trek van ons; want gij zijt veel machtiger geworden, dan wij.
17 Toen toog Izak van daar, en hij legerde zich in het dal van Gerar, en woonde aldaar.
18 Als nu Izak wedergekeerd was, groef hij die waterputten op, die zij ten tijde van Abraham, zijn vader, gegraven, en die de Filistijnen na Abrahams dood toegestopt hadden; en hij noemde derzelver namen naar de namen, waarmede zijn vader die genoemd had.
19 De knechten van Izak dan groeven in dat dal, en zij vonden aldaar een put van levend water.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.