Genesis 27:10

10 En gij zult ze tot uw vader brengen, en hij zal eten, opdat hij u zegene voor zijn dood.

Genesis 27:10 Meaning and Commentary

Genesis 27:10

And thou shall bring [it] to thy father
For venison; and as if he was Esau that brought it: that he may eat, and that he may bless thee before his death;
to whom she knew by the divine oracle the blessing belonged, ( Genesis 25:23 ) , as well as by virtue of the sale of the birthright to him by his brother, ( Genesis 25:33 ) , and through Esau's forfeiting of it by marrying with the Canaanites, ( Genesis 26:34 ) ; in these her sentiments she was right, but wrong in the ways and means she took to get it for him.

Genesis 27:10 In-Context

8 Nu dan, mijn zoon! hoor mijn stem in hetgeen ik u gebiede.
9 Ga nu heen tot de kudde, en haal mij van daar twee goede geitenbokjes; en ik zal die voor uw vader maken tot smakelijke spijzen, gelijk als hij gaarne heeft.
10 En gij zult ze tot uw vader brengen, en hij zal eten, opdat hij u zegene voor zijn dood.
11 Toen zeide Jakob tot Rebekka, zijn moeder: Zie, mijn broeder Ezau is een harig man, en ik ben een glad man.
12 Misschien zal mij mijn vader betasten, en ik zal in zijn ogen zijn als een bedrieger; zo zoude ik een vloek over mij halen, en niet een zegen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.