Genesis 3:4

4 Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven;

Genesis 3:4 Meaning and Commentary

Genesis 3:4

And the serpent said unto the woman
In reply to her answer: ye shall not surely die;
in direct contradiction to the divine threatening, and which he would insinuate was a mere threatening, and which God never intended to put in execution; so that they had nothing to fear from that, God would never be so rigid and severe, and beat so hard upon them as to put them to death for such an offence, if it was one; he only gave out the menace to frighten them, and deter from it: however, at most it was not a certain thing they should die, and they might safely conclude they would not.

Genesis 3:4 In-Context

2 En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten;
3 Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft.
4 Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven;
5 Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.
6 En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.