Genesis 30:2

2 Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft?

Genesis 30:2 Meaning and Commentary

Genesis 30:2

And Jacob's anger was kindled against Rachel
Whom yet he dearly loved, hearing her talk in such an extravagant manner, as her words seemed to be, and were not: only expressive of great uneasiness and impatience, but implied what was not in the power of man to do: and he said, [am] I in God's stead:
do you take me to be God, or one that has a dispensing power from him to do what otherwise no creature can do; and which also he never gives to any? for, as the Targum of Jerusalem on ( Genesis 30:22 ) says, this is one of the four keys which God delivers not to an angel or a seraph; even the key of barrenness. Children are the gift of God, and his only, and therefore he is to be sought unto for them: hence Onkelos land Jonathan paraphrase it;

``wherefore dost thou seek them of me? shouldest thou not seek them of the Lord?''

who hath withheld from thee the fruit of the womb?
children, ( Psalms 127:3 ) ; not Jacob, but the Lord.

Genesis 30:2 In-Context

1 Als nu Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel haar zuster; en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen! of indien niet, zo ben ik dood.

2 Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft?

3 En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in; dat zij op mijn knieen bare, en ik ook uit haar gebouwd worde.

4 Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob ging tot haar in.

5 En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon.