Genesis 35:9

9 En God verscheen Jakob wederom, als hij van Paddan-Aram gekomen was; en Hij zegende hem.

Genesis 35:9 Meaning and Commentary

Genesis 35:9

And God appeared unto Jacob again
At Bethel, as he had at Shechem, when he bid him go thither, ( Genesis 35:1 ) ; or rather as he had at the brook Jabbok, where he said to him the same things as here, ( Genesis 32:24 Genesis 32:28 ) , though Jarchi interprets it of his appearing again to him at the same place at Bethel, where he had appeared to him the first time, at his going to Haran, and now a second time: when he came out of Padanaram;
or returned from thence: and blessed him;
with the same blessings as before, renewing and confirming them. Jarchi says, with the blessing of mourners, because of the death of his mother, and her nurse.

Genesis 35:9 In-Context

7 En hij bouwde aldaar een altaar, en noemde die plaats El Beth-El; want God was hem aldaar geopenbaard geweest, als hij voor zijns broeders aangezicht vlood.

8 En Debora, de voedster van Rebekka, stierf, en zij werd begraven onder aan Beth-El; onder dien eik, welks naam hij noemde Allon-Bachuth.

9 En God verscheen Jakob wederom, als hij van Paddan-Aram gekomen was; en Hij zegende hem.

10 En God zeide tot hem: Uw naam is Jakob, uw naam zal voortaan niet Jakob genoemd worden, maar Israel zal uw naam zijn; en Hij noemde zijn naam Israel.

11 Voorts zeide God tot hem: Ik ben God de Almachtige! wees vruchtbaar, en vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen.