Genesis 37:30

30 En hij keerde weder tot zijn broederen, en zeide: De jongeling is er niet; en ik, waar zal ik heengaan?

Genesis 37:30 Meaning and Commentary

Genesis 37:30

And he returned unto his brethren
From the pit, and whom he suspected had took him and killed him, as was their first design, not being with them when they proposed to sell him, and did:

and said, the child [is] not;
not in the pit, nor in the land of the living, but is dead, which is sometimes the meaning of the phrase, ( Jeremiah 31:15 ) ; he calls him a child, though seventeen years of age, because the youngest brother but one, and he himself was the eldest, and also because of his tender concern for him:

and I, whither shall I go?
to find the child or flee from his father's face, which he could not think of seeing any more; whom he had highly offended already in the case of Bilhah, and now he would be yet more incensed against him for his neglect of Joseph, who, he might have expected, would have taken particular care of him, being the eldest son: he speaks like one in the utmost perplexity, not knowing what to do, what course to steer, being almost distracted and at his wits' end.

Genesis 37:30 In-Context

28 Als nu de Midianietische kooplieden voorbijtogen, zo trokken en hieven zij Jozef op uit den kuil, en verkochten Jozef aan deze Ismaelieten voor twintig zilverlingen; die brachten Jozef naar Egypte.
29 Als nu Ruben tot den kuil wederkeerde, ziet, zo was Jozef niet in den kuil; toen scheurde hij zijn klederen.
30 En hij keerde weder tot zijn broederen, en zeide: De jongeling is er niet; en ik, waar zal ik heengaan?
31 Toen namen zij Jozefs rok, en zij slachtten een geitenbok, en zij doopten den rok in het bloed.
32 En zij zonden den veelvervigen rok, en deden hem tot hun vader brengen, en zeiden: Dezen hebben wij gevonden; beken toch, of deze uws zoons rok zij, of niet.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.