Genesis 47:8

8 En Farao zeide tot Jakob: Hoe vele zijn de dagen der jaren uws levens!

Genesis 47:8 Meaning and Commentary

Genesis 47:8

And Pharaoh said unto Jacob, how old [art] thou?
] Or, "how many are the days of the years of thy life?" which way of speaking Jacob takes up, and very pertinently makes use of in his answer that follows: Dr. Lightfoot F13 thinks Pharaoh had never seen so old a man before, so grave a head, and so grey a beard, and in admiration asked this question.


FOOTNOTES:

F13 Works, vol. 1. p. 667.

Genesis 47:8 In-Context

6 Egypteland is voor uw aangezicht; doe uw vader en uw broeders in het beste van het land wonen; laat hen in het land Gosen wonen, en zo gij weet, dat er onder hen kloeke mannen zijn, zo zet hen tot veemeesters over hetgeen ik heb.
7 En Jozef bracht zijn vader Jakob mede, en stelde hem voor Farao's aangezicht; en Jakob zegende Farao.
8 En Farao zeide tot Jakob: Hoe vele zijn de dagen der jaren uws levens!
9 En Jakob zeide tot Farao: De dagen der jaren mijner vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen van de jaren des levens mijner vaderen, in de dagen hunner vreemdelingschappen.
10 En Jakob zegende Farao, en ging uit van Farao's aangezicht.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.