Genesis 50:19

19 En Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats van God?

Genesis 50:19 Meaning and Commentary

Genesis 50:19

And Joseph said unto them, fear not
That any hurt would be done by him to them, or that he would use them ill for their treatment of him:

for am I in the place of God?
to receive such homage from you, that you should be my servants, as Saadiah Gaon gives the sense; or rather to take vengeance for injury done, which belongs to God alone: or, "am I not under God" ^F21? subject to him, a servant of his, and why should you be mine? nor is it in my power, if I had a will to it, to change his purposes, to alter his providences, or contradict his will, and do hurt to those whom God hath blessed; and so may have regard to the late patriarchal benediction of his father, under the direction of the Holy Spirit: or, "am I in the place of God?" and under him a father of them, as he had been a provider for them, and a supporter of them, and still would be.

---

FOOTNOTES:

F21 (yna Myhla txth) "annon enim sub Deo sum?" Vatablus.

Genesis 50:19 In-Context

17 Zo zult gij tot Jozef zeggen: Ei, vergeef toch de overtreding uwer broederen, en hun zonde; want zij hebben u kwaad aangedaan; maar nu vergeef toch de overtreding der dienaren van den God uws vaders! En Jozef weende, als zij tot hem spraken.

18 Daarna kwamen ook zijn broeders, en vielen voor hem neder, en zeiden: Zie, wij zijn u tot knechten!

19 En Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats van God?

20 Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een groot volk in het leven te behouden.

21 Nu dan, vreest niet! Ik zal u en uw kleine kinderen onderhouden. Zo troostte hij hen, en sprak naar hun hart.