Genesis 8:5

5 En de wateren waren gaande, en afnemende tot de tiende maand; in de tiende maand, op den eerste der maand, werden de toppen der bergen gezien.

Genesis 8:5 Meaning and Commentary

Genesis 8:5

And the waters decreased continually until the tenth month,
&c.] That is, from the seventeenth of the seventh month, to the first of the tenth month, a space of two months and thirteen days, and being summer time, through the heat of the sun, they decreased apace:

in the tenth [month], on the first [day] of the month, were the
tops of the mountains seen;
not the tenth month of the flood, but of the year; the month Tammuz, as the Targum of Jonathan, and answers to part of June, and part of July; and the first day of this month, according to Bishop Usher F8, was Sunday the nineteenth of July: but according to Jarchi, whom Dr. Lightfoot F9 follows, this was the month Ab, which answers to July and August, the tenth from Marchesvan, when the rain began.


FOOTNOTES:

F8 Ut supra. (Annales Vet. Test. p. 4.)
F9 Ut supra. (Works, vol 1. p. 6.)

Genesis 8:5 In-Context

3 Daartoe keerden de wateren weder van boven de aarde, heen en weder vloeiende, en de wateren namen af ten einde van honderd en vijftig dagen.
4 En de ark rustte in de zevende maand, op den zeventiende dag der maand, op de bergen van Ararat.
5 En de wateren waren gaande, en afnemende tot de tiende maand; in de tiende maand, op den eerste der maand, werden de toppen der bergen gezien.
6 En het geschiedde, ten einde van veertig dagen, dat Noach het venster der ark, die hij gemaakt had, opendeed.
7 En hij liet een raaf uit, die dikwijls heen en weder ging, totdat de wateren van boven de aarde verdroogd waren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.