Handelingen 5:26

26 Toen ging de hoofdman heen, met de dienaren, en bracht hen, doch niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd wierden).

Handelingen 5:26 Meaning and Commentary

Acts 5:26

Then went the captain with the offcers
That is, the captain of the temple, who had the command of it; he went thither attended with the officers and servants of the chief priests, the same that had been sent to the prison, to fetch the apostles:

and brought them without violence;
they did not lay hold upon them, and drag them away in a violent manner; but gave them good words, and allured them, and entreated them to go along with them, and perhaps promised them, that no hurt should come to them, and that they should have full liberty to speak for themselves; the Ethiopic version renders it, "they brought them, behaving themselves mildly towards them"; they used no forcible, but gentle methods; they did not seize them in a violent way, and bind them, and carry them away by force:

for they feared the people;
who had them in great esteem, because of the miracles done by them, and the benefit they received from them, both for their souls and bodies:

lest they should have been stoned;
by the populace, who had they used them in a severe and cruel manner, would have risen upon them, and stoned them to death; the Ethiopic version renders it, "because they feared the people, they did not stone them"; as if the captain of the temple, and the officers would have stoned the apostles, but that they were afraid of the people.

Handelingen 5:26 In-Context

24 Toen nu de hoge priester en de hoofdman des tempels, en de overpriesters deze woorden hoorden, werden zij twijfelmoedig over hen, wat toch dit worden zou.

25 En er kwam een, en boodschapte hun, zeggende: Ziet, de mannen, die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in den tempel, en leren het volk.

26 Toen ging de hoofdman heen, met de dienaren, en bracht hen, doch niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd wierden).

27 En als zij hen gebracht hadden, stelden zij hen voor den raad; en de hogepriester vraagde hun, en zeide:

28 Hebben wij u niet ernstiglijk aangezegd, dat gij in dezen Naam niet zoudt leren? En ziet, gij hebt met deze uw leer Jeruzalem vervuld, en gij wilt het bloed van dezen Mens over ons brengen.