Hosea 1:9

9 En Hij zeide: Noem zijn naam Lo-Ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook de uwe niet zijn.

Hosea 1:9 Meaning and Commentary

Hosea 1:9

Then said God, call his name Loammi
Which Aben Ezra interprets of the children of the ten tribes horn in captivity, who never returned; but it rather signifies the ten tribes themselves, who were carried captive and had this name given them for the reason following: for ye are not my people;
though he had chosen them to be his people above all people, and had distinguished them from others by various blessings and privileges; yet they did not behave as such to him; they did not serve, obey, and worship him, but the calves at Dan and Bethel; and therefore did not deserve the name of his people: hence he says, and I will not be your
or "yours" ^F1; that is, as we supply it, and so Aben Ezra, "your God"; will not behave toward you as such; will not take you under my care and protection, or continue you in your land, and in the enjoyment of the blessings of it; will not be your King, patron, and defender, but give you up into the hands of your enemies. This respects the captivity of the ten tribes by Shalmaneser, ( 2 Kings 17:6 ) . The Targum is,

``for ye are not my people; because ye do not confirm the words of my law, my word shall not be your help.''

---

FOOTNOTES:

F1 (Mkl hyha al) "non ero vester", Pagninus; "nec ego sum futurus vester", Junius & Tremellius, Piscator.

Hosea 1:9 In-Context

7 Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en zal ze verlossen door den HEERE, hun God, en Ik zal ze niet verlossen door boog, noch door zwaard, noch door krijg, door paarden noch door ruiteren.

8 Als zij nu Lo-Ruchama gespeend had, ontving zij, en baarde een zoon.

9 En Hij zeide: Noem zijn naam Lo-Ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook de uwe niet zijn.

10 Nochtans zal het getal der kinderen Israels zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld kan worden; en het zal geschieden, dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn: Gijlieden zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen des levenden Gods.

11 En de kinderen van Juda, en de kinderen Israels zullen samenvergaderd worden, en zich een enig hoofd stellen, en uit het land optrekken; want de dag van Jizreel zal groot zijn. [ (Hosea 1:12) Zegt tot uw broederen: Ammi, en tot uw zusteren: Ruchama. ]