Jeremia 11:9

9 Voorts zeide de HEERE tot mij: Er is een verbintenis bevonden onder de mannen van Juda, en onder de inwoners van Jeruzalem.

Jeremia 11:9 Meaning and Commentary

Jeremiah 11:9

And the Lord said unto me
After he had given him the order to publish and proclaim the words of the covenant, and exhort to obedience to them; he showed the prophet the reason of it, and opened to him a secret he was not acquainted with: a conspiracy is found among the men of Judah, and among the inhabitants
of Jerusalem;
not against the king, and against the civil government, but against the King of kings, against God and his covenant, his word and his worship; some designs were forming to cashier these, and introduce a new religion, the idolatry of the Gentiles; and it was not a few only that were in the scheme, the combination was general, city and country were in it; the inhabitants of Jerusalem, the more polite part of the nation, and the country people, that dwelt in the several cities of Judah, were all united in this affair; and this was found out by him who sees and knows all things. It is common for innovators in religion to lay schemes privately, and secretly inculcate them, before things are ripe for the open introduction of them. The Syriac version renders it, "a rebellion"; and conspiracies often issue in open rebellion; and so the Targum,

``and it is found that the men of Judah, and the inhabitants of Jerusalem, have rebelled against my word.''

Jeremia 11:9 In-Context

7 Want Ik heb uw vaderen ernstiglijk betuigd, ten dage als Ik hen uit Egypteland opvoerde, tot op dezen dag, vroeg op zijnde en betuigende, zeggende: Hoort naar Mijn stem!

8 Maar zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar hebben gewandeld, een iegelijk naar het goeddunken van hunlieder boos hart; daarom heb Ik over hen gebracht al de woorden dezes verbonds, dat Ik geboden heb te doen, maar zij niet gedaan hebben.

9 Voorts zeide de HEERE tot mij: Er is een verbintenis bevonden onder de mannen van Juda, en onder de inwoners van Jeruzalem.

10 Zij zijn wedergekeerd tot de ongerechtigheden hunner voorvaderen, die Mijn woorden geweigerd hebben te horen; en zij hebben andere goden nagewandeld, om die te dienen; het huis Israels en het huis van Juda hebben Mijn verbond gebroken, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb.

11 Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal een kwaad over hen brengen, uit hetwelk zij niet zullen kunnen uitkomen; als zij dan tot Mij zullen roepen, zal Ik naar hen niet horen.