Jeremia 13:12

12 Daarom zeg dit woord tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Alle flessen zullen met wijn gevuld worden. Dan zullen zij tot u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen met wijn gevuld zullen worden?

Jeremia 13:12 Meaning and Commentary

Jeremiah 13:12

Therefore thou shalt speak unto them this word
The following parable: thus saith the Lord God of Israel;
what was to be said is prefaced with these words, to show that it was not a trifling matter, but of moment and importance, and not to be slighted and despised as it was: every bottle shall be filled with wine;
meaning every inhabitant of Judea and Jerusalem, comparable to bottles or earthen vessels, as the Jewish writers interpret it, for their being empty of all that is good, and for their frailty and brittleness being liable to be broke to pieces, and to utter ruin and destruction; these are threatened to be "filled with wine"; not literally taken, such as they loved; though there may be an allusion to their intemperance, and so this is a just retaliation for their sins; but figuratively, with the wine of divine wrath; and their being filled with it denotes the greatness of the calamities which should come upon them, and be around them on all sides: and they shall say unto thee;
upon hearing the above, and by way of reply to it: do we not certainly know;
or, "knowing do we not know" ^F21; can we be thought to be ignorant of this, that every bottle shall be filled with wine?
every child knows this; what else are bottles made for? is this the errand thou art sent on by the Lord? and is this all the knowledge and information that we are to have by thy prophesying? or what dost thou mean by telling us that which we and everybody know? what is designed by this? surely thou must have another meaning in it than what the words express.

---

FOOTNOTES:

F21 (edn al ewdyh) "an sciendo non scimus", Pagninus, Vatablus, Schmidt.

Jeremia 13:12 In-Context

10 Ditzelve boze volk, dat Mijn woorden weigert te horen, dat in het goeddunken zijns harten wandelt, en andere goden navolgt, om die te dienen, en voor die zich neder te buigen; dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens toe deugt.

11 Want gelijk als een gordel kleeft aan de lenden eens mans, alzo heb Ik het ganse huis Israels en het ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de HEERE, om Mij te zijn tot een volk, en tot een naam, en tot lof, en tot heerlijkheid; maar zij hebben niet gehoord.

12 Daarom zeg dit woord tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Alle flessen zullen met wijn gevuld worden. Dan zullen zij tot u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen met wijn gevuld zullen worden?

13 Maar gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal alle inwoners deze lands, zelfs de koningen, die op Davids troon zitten, en de priesters, en de profeten, en alle inwoners van Jeruzalem, opvullen met dronkenschap.

14 En Ik zal hen in stukken slaan, den een tegen den ander, zo de vaders als de kinderen te zamen, spreekt de HEERE; Ik zal niet verschonen noch sparen, noch Mij ontfermen, dat Ik hen niet zou verderven.