Jeremia 14:11

11 Wijders zeide de HEERE tot mij: Bid niet voor dit volk ten goede.

Jeremia 14:11 Meaning and Commentary

Jeremiah 14:11

Then said the Lord unto me
To the prophet; now the Lord gives a more direct answer to him, and to his prayers and intercession for the people; which he forbids, saying, pray not for this people for their good;
or "for good things", as the Septuagint; for rain, that the famine might cease; and for deliverance from their enemies, that they might not go into captivity; for these things were determined upon by the Lord: he does not forbid him praying at all for them, or for their repentance and reformation; or for spiritual good things for them, for eternal life and salvation for the remnant of his own people among them; but not for external good things for the bulk of them.

Jeremia 14:11 In-Context

9 Waarom zoudt Gij zijn als een versaagd man, als een held, die niet kan verlossen? Gij zijt toch in het midden van ons, o HEERE! en wij zijn naar Uw Naam genoemd, verlaat ons niet.
10 Alzo zegt de HEERE van dit volk: Zij hebben zo liefgehad te zwerven, zij hebben hun voeten niet bedwongen; daarom heeft de HEERE geen welgevallen aan hen, nu zal Hij hunner ongerechtigheden gedenken, en hun zonden bezoeken.
11 Wijders zeide de HEERE tot mij: Bid niet voor dit volk ten goede.
12 Ofschoon zij vasten, Ik zal naar hun geschrei niet horen, en ofschoon zij brandoffer en spijsoffer offeren, Ik zal aan hen geen welgevallen hebben; maar door het zwaard, en door den honger, en door de pestilentie zal Ik hen verteren.
13 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, die profeten zeggen hun: Gij zult geen zwaard zien, en gij zult geen honger hebben; maar Ik zal u een gewissen vrede geven in deze plaats.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.