Jeremia 16:17

17 Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijn ogen.

Jeremia 16:17 Meaning and Commentary

Jeremiah 16:17

For mine eyes are upon all their ways
Not only which they may take to hide themselves from their enemies, and where they should be directed to find them; but their evil ways in which they walked, and which were the cause of their calamities; these, how secret soever they were, were under the eye of God, whose eyes are in every place, and upon all the ways of men, good and bad; though they might flatter themselves, as wicked men sometimes do, that the Lord sees them not, and does not take notice of their iniquities: but, that they might be assured of the contrary, it is added, they are not hid from my face, neither is their iniquity hid from mine
eyes;
neither their ways nor their works, their persons nor their actions, could be concealed from the Lord; none can hide himself in secret places, that they should not be seen by him; the darkness and the light are both alike to an omniscient God. The Targum is,

``their iniquities are not hid from before (or from, or the sight of) my Word;''
the essential Word of God; see ( Hebrews 4:12 Hebrews 4:13 ) .

Jeremia 16:17 In-Context

15 Maar: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die de kinderen Israels heeft opgevoerd uit het land van het noorden, en uit al de landen waarhenen Hij hen gedreven had! want Ik zal hen wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb.
16 Ziet, Ik zal zenden tot veel vissers, spreekt de HEERE, die zullen hen vissen; en daarna zal Ik zenden tot veel jagers, die zullen hen jagen, van op allen berg, en van op allen heuvel, ja, uit de kloven der steenrotsen.
17 Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijn ogen.
18 Dies zal Ik eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij Mijn land ontheiligd hebben; zij hebben Mijn erfenis met de dode lichamen hunner verfoeiselen en hunner gruwelen vervuld.
19 O HEERE! Gij zijt mijn Sterkte, en mijn Sterkheid, en mijn Toevlucht ten dage der benauwdheid; tot U zullen de heidenen komen van de einden der aarde, en zeggen: Immers hebben onze vaders leugen erfelijk bezeten, en ijdelheid, waarin toch niets was, dat nut deed.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.